OUDERDOM
‘De jaren gaan voorbij, niet meer in draf
maar in galop. De wieg, het bed, het graf
worden allengs inwisselbare woorden,
en elke dag erbij is één eraf.’
Troost van de dichter Jean Pierre Rawie die weet heeft van eindigheid.
Eigen aan oude mensen is dat zij in eenzaamheid omkijken naar hun leven dat ten beste deels geslaagd heet , zo niet geheel mislukt. Treurig omzien in berusting, uitziend naar rust.
Het bed en het graf, niet minder verbonden dan de slaap en de dood.
De feesten zijn sober geweest. Daarom overigens niet getreurd. Er komen weer andere tijden en de ons beperkende vrijheid leert ons een nieuw soort tevredenheid na te streven in het besef dat het leven allesbehalve maakbaar is en dat de hedendaagse mens, zo tevreden met zichzelf in de westerse wereld, de kans krijgt dieper in de zin van het leven door te dringen.
Het enige motto is moed houden, volharden, angst afzweren en blijmoedig bij het begin van het nieuwe jaar het leven en het werk zo mogelijk weer aanvangen.
Wie zich in de avond van zijn leven bevindt, beleeft de huidige pandemie anders dan degenen in de middag of de ochtend van het leven. In de levensperioden wordt onderscheiden tussen middelpuntvliedende tijden (jeugd en volwassenheid) en middelpuntzoekende tijden (de zich jaren rekkende ouderdom). Bejaarden past berusting. De behoefte om te handelen neemt doorgaands af. En zij weten: Een pandemie als corona is niet zo nieuw als die lijkt. Virussen en de bestrijding ervan zijn van alle tijden. Alleen de wereld omvattende schaal van het virus nu is wellicht volledig nieuw.
Mensen in andere levensperioden moeten van zichzelf veel klagen om de vrijheidsbeperking als gevolg van overheidsmaatregelen tot bestrijding van het virus. Het inzicht dat elke vrijheid grenzen kent is sinds de jaren zestig van de vorige eeuw weggeëbd ten gunste van vrijheid die ongebreideld lijkt te kunnen zijn met het eigen ik in het midden daarvan. Wie lang leeft heeft de kans zich veel te herinneren.
Terwijl wij momenteel in West-Europa leven in een wereld van overvloed aan nagenoeg alles en zo verwend zijn dat de weerstand nog maar zwak is, kennen mensen die aan die overvloed geen deel hebben meer kracht, meer uithoudingsvermogen, meer incasseringsvermogen. Zij kennen de verzwakkende decadentie, die de westerse wereld aankleeft, niet. Beperkende maatregelen zullen hun humeur minder bederven dan bij de al te verwenden die weinig nog kunnen verdragen en wier persoonlijke vrijheidsdrang als het eerste gebod geldt.
Bejaarden herinneren zich de jaren vijftig, toen na de Tweede Wereldoorlog Europa moest worden heropgebouwd — de tijd van het Europa van de vaders van dit continent — vooruitstrevend en moedig, maar ook sober.
Mensen waren gewoon boterhammen met tevredenheid te eten en zich te verheugen over het kleine en daarmee tevreden te zijn. De hardheid van het leven was gewoon en geen uitzondering zoals nu. En er was meer tijd over de zin van het leven na te denken.
De jaren vijftig behoren tot de onvoltooid verleden tijd. Zij zijn de moeite waard nog eens te overwegen waar het gaat om de mentaliteit, de tevredenheid en de rijkdom van de soberheid.
Antoine Bodar