De laatste maanden van het leven van Vincent van Gogh — van november 1889 tot en met juli 1890 — zijn afgelopen zomer aan de hand van zijn schilderijen in beeld gebracht in een tentoonstelling van het Van Gogh Museum in Amsterdam die inmiddels is overgebracht naar het Musée d’Orsay in Parijs: Van Gogh in Auvergne-sur-Oise. Zijn laatste maanden.
Een indrukwekkende expositie met een informatieve catalogus die het tragische leven met het treurige einde door toedoen van Vincent’s zelfdoding op zevenendertigjarige leeftijd verhaalt.
In een bijna eerbiedige sfeer schuifelden de bezoekers langs de doeken einde augustus, toen ook ik het museum aandeed, als zou de dood van de kunstenaar zich nog aankondigen in de daar opgehangen schilderijen. Een voor zichzelf mislukt mens, wiens talenten al op het einde van zijn leven door kunstbroeders werd onderkend en wiens roem nadien zonder grenzen zou worden. De jonge schilder Vincent van Gogh, veel belovend, toch reeds in de knop gebroken.
Vanuit zijn zowel religieuze als melancholische (depressieve) aanleg moet zijn gevecht zijn gebleven met het absolute in het leven om te gaan, met de Absolute in de eeuwigheid, met de onrust die de nabijheid van de Eeuwige teweeg kan brengen. Dat inzicht verschaft althans de priester Romano Guardini in zijn boek Vom Sinn der Schwermut uit 1928 en doet het karakter van Vincent van Gogh wellicht verduidelijken.
Wie lijdt aan depressie, kan ontkomen aan wanhoop door zich te openen voor religie. Het leven wordt minder banaal en oppervlakkig. De zin van het leven wordt sterker en houdt een opdracht in. Volgens Guardini wortelt zwaarmoedigheid in Sehnsucht nach Liebe und Schoenheit. En wie doordrongen is van de vergankelijkheid van al het ondermaanse, die kan niet anders dan van nature het verlangen naar het absolute te verbinden met het uitzien naar de dood. Het gemaaide koren staat voor de mensheid, verduidelijkt Vincent eigen werk, ‘maar in die dood schuilt niets droevigs, het speelt zich af in het volle licht, bij een zon die alles onderdompelt in een fijn gouden licht’.
In augustus 1880 kiest Van Gogh geheel voor het kunstenaarschap, al moet zijn gemoed tevens begaan gebleven zijn met de arme mijnwerkers in de Borinage, met wie hij had geleefd en die hij als protestant herder had gediend. Betrokken en bewogen en tevens fel van karakter moet hij zijn gebleven. En hoe zeer heeft zijn temperament hem gegolden, toen in 1888 in Arles na twee maanden samenwerking met Paul Gauguin die mislukt bleek en Vincent zich verminkte aan zijn linker oor.
Gauguin verbeeldde ‘Jacob’s gevecht met de engel’, Van Gogh onderging dat gevecht.
In 1889 laat Vincent zich opnemen in een psychiatrische inrichting in Saint-Rémy.-de-Provence. Het gaat hem geestelijk slecht, zoals meer keren eerder. Hier schildert hij onder meer de sobere maar ontroerende ‘Pietà’ (naar die van Eugène Delacroix), ‘Tuin van de inrichting’ en ‘Treurende oude man’ — hij is gezeten op een stoel bij het vuur, de handen voor de ogen geslagen.
Na meer dan acht maanden in de kliniek ziet hij de toekomst onzekerder en meer somber en zijn de dagen moeilijker door te komen, zoals hij schrijft op 20 januari 1890. In het voorjaar daarop volgend neemt Vincent het besluit de Midi te verlaten en naar het noorden te trekken om dichter bij zijn jongere broer en toeverlaat Theo in Parijs te verblijven. ‘Ik moet verhuizen, zelfs als het een noodoplossing is’, laat hij weten uit vrees in volledige ledigheid te geraken. ‘Ik heb een te hard leven gehad om eraan te bezwijken of om mijn werkkracht te verliezen.’
De verhuizing zou Vincent niet de troost brengen die hij zich door de nabijheid van zijn broer had voorgesteld. Theo was in 1889 getrouwd; hij bezoekt het paar met zijn neefje, naamgenoot en petekind bij aankomst in Parijs, realiseert zich later dat hij zelf nooit zo’n gezin zal stichten en begrijpt een reis van Theo met vrouw en kind naar moeder Van Gogh in Leiden als teken van verlating. ‘Ik zou je wellicht over heel wat zaken willen schrijven, maar ten eerste is me de lust daartoe helemaal vergaan en verder voel ik dat het geen zin heeft.’ Zo Vincent enige dagen voor zijn dood. Daarbij was onderwijl voor hem zelf — straat arm — de kwelling gekomen op kosten van zijn broer te leven.
Van Gogh vestigt zich op 20 mei in het dorp Auvers-sur-Oise en toont kracht of veeleer een zekere bezetenheid. Hij vervaardigt daar tot zijn zelf verkozen sterven minstens vierenzeventig doeken, nagenoeg een schilderij per dag. Dat rekent ons de momenteel belangrijkste van Vincent-van-Gogh-specialist, Louis van Tilborgh, in de catalogus voor. Daaronder als herinnering en uit heimwee naar Vincent’s geboortegrond Brabant ‘Hutten bij zonsondergang’, ‘Korenveld met kraaien’ — nu onvermijdelijk begrepen als de naderende dood — en ‘Boomwortels’, zijn laatste schilderij van 27 juli, de dag waarop hij in de avond zichzelf in de hartstreek schiet en 29 juli 1890 in de nacht nog overlijdt.
Bij aankomst in Auvers had Vincent door toedoen van broer Theo dokter Paul Gachet leren kennen die hem medisch ter zijde zou staan maar die hem voorkwam als even geestesziek als hij zelf. Aanvang juni schildert hij hem als melancholicus met een van verdriet getekend gezicht. En het portret toont de arts aan tafel gezeten, de hand onder het hoofd, voor zich uit kijkend, de weduwnaar, zoals Van Gogh zelf schreef ’triest maar zacht, maar helder en intelligent’. In dezelfde dagen verbeeldt hij vanaf een laag ingenomen punt in blauwe en groene tinten de dorpskerk van Auvers-sur-Oise, dat de omslag van de catalogus tooit.
Wat de bezoeker aan de tentoonstelling als stemming in bepaalde beklemming overkomt, beschrijft Van Tilborgh: ‘Het is ook na zo vele jaren een gevoelig onderwerp, maar zo bezien lijkt het alsof Van Gogh de laatste, zo genoemde intentionele fase van het suïcidale proces inging. Het schilderen van de ontredderde natuur hielp ogenschijnlijk bij het accepteren van zijn innerlijke, zo lang opgehoopte levenspijn. Het idee om suïcide daadwerkelijk als oplossing achter de hand te hebben of zelfs binnenkort hiertoe over te willen gaan kan rust geven.’ Daaraan voegt hij verder op in zijn tekst toe: ‘De biografische duidingen van Van Gogh’s schilderijen zijn gegeven vanuit de overtuiging dat veranderingen in zijn geesteshouding van invloed waren op wat hij maakte, net zoals een nieuwe omgeving ook andere schilderijen oplevert.’
De pastoor weigert de lijkkoets van de kerk ter beschikking te stellen voor de uitvaart van Vincent — toen slechts beschouwd als een ‘zelfmoordenaar’ van een andere christelijke tongval. Zulks zou nu ondenkbaar zijn.
In de herberg, waar Van Gogh woonde, is afscheid genomen: de kist gesloten, bedekt met gele bloemen en zonnebloemen, schilderijen van hem zelf rondom opgehangen. Woensdagmiddag 30 juli om drie uur volgt de begrafenis op het plaatselijke kerkhof.
In een brief aan de moeder van Vincent van Gogh memoreert hem een vroege kunstenaarsvriend zo: ‘die zwoegende en strijdende, fanatiek-sombere Vincent, die zoo dikwijls op kon bruisen en heftig zijn, maar die toch ook altijd door zijn edel gemoed en zijn hooge artistieke eigenschappen vriendschap en bewondering verdient’.
En zo blijkt het in strijd en lijden bevochten kunstenaarschap met de werken die daarvan het gevolg zijn Vincent van Gogh tot de unieke persoon te hebben gemaakt, hooggeschat en wereldberoemd, een blijvend kind van God.
Antoine Bodar, rector van de Friezenkerk.