Sint Ludger
In een T.V.-interview in 2014 zei kardinaal Eijk dat als er één beeltenis in de Friezenkerk zou moeten komen, dat van Sint Ludger zou moeten zijn. Ludger (ca. 742 – 809) was immers de eerste Fries die zelf missionaris werd, na de periode waarin geloofsverkondigers uit niet-Friese landen (Engeland, Frankrijk) in Friesland missioneerden. Deze woorden knoopte een bezoeker, dhr. de Wit uit Uelsen in Duitsland, in de oren. Toen zijn vrouw van een zware ziekte werd genezen, wat hij als een gebedsverhoring zag, beloofde hij als dank aan de Friezenkerk een beeldje van St. Ludger te schenken. Het werd op 8 mei 2016 meegebracht door een pelgrimsgroep uit de St. Ludgerparochie uit Lichtenvoorde (Achterhoek) en aan de Friezenkerk geschonken. Het beeldje is te vinden bij de doopvont, vlak bij de gedachtenisplaquette van Mgr. Muskens.
Ludger staat afgebeeld in bisschopsgewaad (hij was immers de eerste bisschop van Münster in Duitsland, nadat hij al een aantal jaren in Friesland en Groningen had rondgetrokken). Naast hem is een gans afgebeeld. Op zijn voorspraak werd eens een van zijn missiegebieden van wilde ganzen, de boeren tot last, bevrijd.
Onderstaand een fragment van het dankwoord van pater Marc Lindeijer S.J., celebrant, na overhandiging van het beeld op 8 mei 2016.
“En wat is zo bijzonder aan de heilige Ludger? Het is een Fries, en hoewel dit de Friezenkerk is, hadden we nog geen enkel beeld hier van een Friese heilige. Bovendien heeft Ludger, toen het allemaal moeilijk werd in de Nederlandse missie, in 784, een bedevaart naar Rome gemaakt. Ik ga u niet zijn hele levensverhaal vertellen – dat kunt u ook lezen op Wikipedia –, maar één ding wil ik nog zeggen: de heilige is van harte welkom, maar wat moeten we met die gans aan zijn voeten? Rome heeft al last van meeuwen en van duiven, en krijgen we daar nu ook nog ganzen bij? Aan die gans is echter een mooi verhaal verbonden. Op een zeker moment had de streek waar Ludger werkzaam was last van een ganzenplaag. De mensen uit de Achterhoek weten wat er gebeurt met je akkers en velden als je daar een menigte ganzen op krijgt … Ludger kon nu drie dingen doen: hij kon de ganzen laten afmaken, maar dat zou niet erg ecologisch zijn; hij kon de ganzen verdrijven, maar ook dat deed hij niet, althans niet onmiddellijk. Er heerste namelijk ook een grote droogte, en dus wat deed Ludger? Hij beval de ganzen om net zo lang met hun poten op de grond te stampen, tot er water tevoorschijn kwam. En zo geschiedde. Die gans is dus ook van harte welkom, want hij herinnert ons eraan dat met de genade van God ook onze scherpe kanten en onze gebreken in iets goeds kunnen worden getransformeerd.”