23 VII 2024

ZONDAGMORGEN ZONDER ZORGEN

Zondagmorgen zonder zorgen. Dat is toch niet geheel het geval. Want omgaan met bedelaars blijft een leerschool. Vooral op zondag om de klok van twaalf, wanneer de paus vanuit zijn venster het Angelus-gebed spreekt en aan Stad en Wereld Gods zegen schenkt. Het is het uur dat de bezoekers van de Friezenkerk de hoge trap afdalen om zich te verzamelen op of nabij het Petrusplein beneden. Op de dag des Heren lopen hier ook de bedelaars van Rome te hoop om meer of minder dwingend en aandringend geld te vergaren.

Op mijn inmiddels toch vast geworden route van huis naar kerk, van Piazza Navona naar Piazza di San Pietro, ken ik de vaste bedelaars op hun vaste punten en ik heb geleerd hen ten minste vriendelijk te groeten. Ik verzamel de munten om die op heen- en terugweg uit te delen. Meestal zijn die op de heenweg al vergeven. Ik steek de Corso Vittorio Emanuele II over, loop door de Via Giulia en passeer de kerk Giovanni dei Fiorentini, waar ik de Tiber oversteek. Daar begint meteen het bedelen.

Onder de Porta Santo Spirito slaapt de man nog. Hij is nog tamelijk jong en spreekt mij vrolijk en verwachtend aan op de terugweg. Verderop in de Via dei Penitenzieri (de straat die in naamgeving van alles te doen heeft met boete en straf) op de trap van de zij-ingang van de kerk Santo Spirito in Sassia zit de altijd even ongelukkig uit de ogen kijkende man die vermoeid opstaat om de munt in ontvangst te nemen. Maar heb ik geen geld bij me en dat gebaar van de andere kant van de straat, dan blijft hij gelaten en groet met zijn trieste blik. Tegenover de Santo Spirito aan de Borgo Santo Spirito, waar aan het einde zich de trap bevindt naar de Friezenkerk (de Santi Michele e Magno), bevinden zich voor de poort van het Generalaat van de Jezuïeten (die zondag gesloten is) twee vitale dames, vermoedelijk afkomstig uit Afrika. ‘Padre, padre, padre’, beginnen zij met al dan niet bevredigende reactie mijnerzijds.

Laatst kwam ik beneden aan de trap van onze kerk aan en werd terstond aangeklampt door twee zigeunerinnen die mij — vakkundig op het oog — aanvatten en doortastend om geld vroegen. Maar ik had geen geld bij me en de gebezigde brutaliteit stond mij niet aan. In de hitte van het middaguur droeg ik mijn jasje aan de lus voor mij uit. Na enige minuten, terwijl zij met mij mee liepen, kon ik mij toch aan beiden ontworstelen. Adem herscheppend vervolgde ik de terugweg naar huis.
Wat bleek, op mijn kamer aangekomen? De dames waren toch in de binnenzak van het jasje gekomen. De arme vrouwen hadden geen papieren geld gevonden, waarheen zij klaarblijkelijk op zoek waren. De winst van het stil fouilleren was de aantekeningen voor mijn gehouden preek en een copie van de Gregoriaanse Prefatie die ik zo juist had gezongen.

Ik ben een diocesaan priester die zelf geen gelofte van armoede heeft afgelegd, zoals bij voorbeeld priesters van de grote Bedelorden, Franciscanen en Dominicanen. Bedelen zij nog of zijn zij even rijk en dus niet meer bedelend als bij voorbeeld de paters Jezuïeten? Alleen wel arm en zonder zorg, maar samen rijk en verantwoordelijkheid dragend. Daarom hebben de beide grote Bedelorden mijns inziens de roeping ons in te leiden in het zo actuele verschijnsel bedelarij — ook in de westerse wereld, en aldus ons te helpen daarmee om te gaan. Ik blijf onhandig in de omgang met bedelaars en zij zien dat aan mij. Hun leven op straat heeft hen straat-wijs gemaakt. Geen studie is daarvoor nodig. Het leven zelf is leermeester.

Antoine Bodar, rector van de Friezenkerk