Middenschip en priesterkoor
Medaillons
Aan beide zijden van de kerk is, in ovale medaillons, een serie portretten te vinden. Alle afgebeelde personen hebben een relatie met de kerk. De serie is in de vorige eeuw ontworpen; de makers zijn kunstenaars van het mozaïek-atelier bij de St. Pieter. Drie van de afgebeelde personen zijn Nederlandse Heiligen: in hen heeft men de stichters en de eerste gebruikers van de kerk, de Friezen, willen eren.
Aan de linkerkant van de kerk vindt u:
- A. Fatati (15e eeuw), toezichthouder op de bouw van de Sint Pieter;
- Theodorus, acoliet van paus Gregorius;
- Willibrord (658-739), de eerste aartsbisschop van de Friezen met in zijn hand zijn beroemde kalender;
- Paus Leo III (?-816). Leo III heeft in zijn hand de plattegrond van de basiliek die in de ´schola´ van de Friezen stond.
En aan de rechterkant van de kerk vindt u:
- Suidbertus (672/673-735), één van de metgezellen van Willibrord tijdens zijn reis naar de lage landen;
- Carolus Borromeo (1538-1584), kardinaal en aartsbisschop van Milaan, die van 1560 tot 1565 van de kerk gebruik maakte;
- Abundius, acoliet van paus Gregorius;
- Bonifatius (672/675-754), missionaris onder de Friezen.
Plafond
Carlo Murena, de architect die de kerk in de 18de eeuw heeft gerestaureerd, ontwierp het plafond met een patroon van cassettoni, een ’cassettenplafond’: vierkante verdiepte vlakken met rozetten. De cassettoni waren gemaakt van sparrenhout, dat is de betekenis van het woord ’abiegnum’ in het opschrift op het plafond. Het plafond ging in de grote brand van 1860 geheel verloren, maar Murena’s kleurenschema en motieven werden in de schildering van het nieuwe plafond teruggebracht.
In het midden is de pauselijke tiaar, door engelen ondersteund, aangebracht. Ook zijn de sleutels van St. Petrus te zien. Omdat ze niet kruiselings staan aangegeven, maar naast elkaar neerhangend, wijst dit op het Kapittel van de St. Pieter, de eigenaar van de kerk.
Hoofdaltaar
Het altaar is een tafel, doorgaans uit steen, waaraan de priester de Mis viert. Veel kerken hebben een hoogaltaar voorin en een offeraltaar meer in het centrum van de kerk. Vanaf dit laatste altaar viert de priester de Mis met het gezicht naar de gelovigen.
Het hoofdaltaar in de Friezenkerk is een oude Romeinse grafsteen, een wit blok marmer dat door keizerin Helena, de moeder van keizer Constantijn, zou zijn meegenomen uit Jeruzalem. De inscriptie is zo’n zevenhonderd jaar geleden verwijderd om plaats te maken voor een christelijke tekst:
“DIT IS DE STEEN WAAROP DE MAAGD MARIA, VOLGENS GEBRUIK VAN DE HEBREEËN, IN DE TEMPEL HAAR ZOON HEEFT OPGEDRAGEN”.
Het opschrift maakte de steen tot een ‘sprekende’ getuige van een belangwekkende gebeurtenis. De steen zegt eigenlijk: het kindje Jezus heeft op mij gelegen.
In 1995 werd dit altaar door paus Johannes Paulus II geconsacreerd en zijn de relieken van St.Willibrord, de H. Magnus en St. Servatius in het altaar geplaatst. In de homilie sprak de paus de wens uit dat dit altaar voor de toekomstige generaties Nederlanders te Rome ‘de voorkeursplek zal worden om God in geest en waarheid te aanbidden.’
We moeten de echtheid van de steen echter met een korrel zout nemen. Waarschijnlijk is er sprake van een voorbeeld van ‘aanschouwelijk onderwijs’, waarbij bijbelverhalen voor ongeletterden worden verlevendigd met objecten die een rol hebben gespeeld in die verhalen.
Absisaltaar
Dit altaar was vòòr 1995 het centrale altaar.
Op het altaarschilderij is de verschijning van de aartsengel Michaël boven de Engelenburcht afgebeeld. Hij stopt net zijn zwaard terug in de schede nadat hij een einde had gemaakt aan de pestepidemie in Rome. Aan de linkerkant van het schilderij is te zien hoe bisschop Magnus, met martelaarspalm, Michaël dankt voor zijn wonder. Aan de rechterkant doet paus Gregorius hetzelfde. Onderaan in het midden tussen de pestlijders is de Engelenburcht te zien.
Kruisbeeld
Op het altaar staat een kruisbeeld en ook elders in de kerk vind je kruisen of kruisbeelden met de tekst ‘Jezus Nazarenus Rex Ladaeorum’ (Jezus van Nazaret, Koning der Joden).
Tabernakel
Dit is een kluisvormige kast waarin de communie wordt bewaard (de hosties). ‘Tabernakel’ is afgeleid van de tent die de Israëlieten meedroegen tijdens hun tocht door de woestijn, en waarin de stenen platen met de tien geboden stonden.
Godslamp
De Godslamp is een kaars of olielamp die altijd brandt, voor of naast het tabernakel. Hiermee wordt aangegeven dat Jezus, de Zoon van God, daar aanwezig is.
De Godslamp in de Friezenkerk is een geschenk van de Rooms Katholieke Parochie Heilige Adelbertus in Egmond-Binnen en werd op 11 oktober 2009 tijdens de Zondagsmis overhandigd door pastoor Nico Knol.
Ambo
Vanaf deze lessenaar wordt in het eerste gedeelte van de Mis voorgelezen uit de heilige Schrift (de Bijbel) en meestal ook gepreekt.
Wierookvat
Bij plechtige eucharistievieringen worden het evangelieboek, het altaar en de aanwezigen bewierookt; in de paaswake ook de paaskaars en tijdens een uitvaart ook de overledene. De omhoog kringelende rook symboliseert de opstijgende gebeden. Wierook is gezegende rook die bestaat uit harsen die op een gloeiend kooltje worden verbrand in een wierookvat.
Steen van Abraham
In de muur aan de noordzijde van het priesterkoor bevindt zich een witte marmeren plaat met de volgende tekst:
De steen van Abraham: Op deze steen, volgens een oude overlevering van geschiedkundigen door keizerin Helena naar hier overgebracht, plaatste Abraham zijn eniggeboren zoon Isaac om hem op goddelijk bevel te slachtofferen.
De massieve witte plaat diende in oorsprong als plaveisel van een straat of een plein in het oude Rome. In het midden is een vierkant vlak zichtbaar, nu ten dele doorsneden, waar de latere inscriptie nu zichtbaar is. Op dit vierkant stond een zuil of een beeld. Ernaast is een labyrint ingekrast, het gaat waarschijnlijk om een kinderspel. Het is onmogelijk dit antieke voorwerp te dateren.
Conciliebanken
Deze 4 rijen simpele houten banken met eenvoudige groenkleurige zittingen in het voorste deel van het kerkschip maakten gedurende de jaren 1962 tot 1966 deel uit van de banken die opgesteld waren in het middenschip van de St. Pieter. Het waren de zitplaatsen voor de bisschoppen en waarnemers die deelnamen aan het Tweede Vaticaans Concilie.
Het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) was de grote kerkvergadering waar zo’n 2000 bisschoppen bijeen waren om te bepalen hoe de boodschap van Christus in de twintigste en eenentwintigste eeuw gestalte kon krijgen.
Lees verder over de conciliebanken
Icoon ‘Het gelaat van Christus’
Deze icoon van kunstenaar Geert Hüsstege uit Eindhoven herinnert voortdurend aan de aanwezigheid van Christus in de kerk. Met een gezagvolle en tegelijkertijd milde uitdrukking kijkt de Heer de toeschouwer aan. Naast het gelaat zijn twee Griekse letters geschilderd, die het woord ‘ΩN’ vormen, wat ‘Zijnde’ betekent. Nog twee betekenisvolle teksten zijn op de icoon te ontdekken: Salvator Mundi (Redder van de wereld) en helemaal onderop: “Qui videt Me, videt et Patrem” (Wie Mij ziet, ziet de Vader). De icoon draagt ertoe bij te beseffen dat de kerk niet zomaar een ruimte is maar een gewijde ruimte, waar God onder ons tegenwoordig is. De icoon kon in 2014 met dank aan een aantal gulle gevers worden aangeschaft.
Wijdingssteen
Links van de ingang is in de binnenmuur een gedenksteen van de consecratie van de kerk ingemetseld. De steen is gebroken, maar een zekere Pietro Sabino heeft in 1494 de inscriptie nog heel gezien en overgeschreven. Op de steen stond dat het hoofdaltaar in de apsis op 30 januari 1141 werd geconsacreerd door paus Innocentius II (1130-1143). Het altaar werd gewijd aan de aartsengel Michaël, de patroon van de kerk. Tijdens de plechtigheid werden relikwieën in het altaar ingesloten: een deel van het Heilig Kruis, een stuk steen van het Heilig Graf, brood van de Wonderbare Broodvermenigvuldiging en de relieken van tien heiligen waaronder die van de Heilige Magnus. Dat is dezelfde Magnus aan wie de kerk later ook is gewijd.
Gedachtenissteen
Een gedachtenissteen, aangebracht in de muur achter in de kerk, onder het brokstuk van de kerkwijdingssteen, herinnert aan de consecratie van het centrale altaar door paus Johannes Paulus II op 12 november 1995.
Steen van de Fries Hebe
De oudste verwijzing in de kerk naar het Friese verleden is de grafsteen van Hebe, ingemetseld in de binnenmuur. Het zijn twee brokstukken die naast elkaar horen. De letters zijn op sommige plaatsen geheel uitgesleten doordat de steen oorspronkelijk in de vloer lag en werd belopen. De puzzel om alles te kunnen lezen en vertalen is des te groter doordat veel woorden zijn afgekort met streepjes en doordat de letters aan- en door elkaar zijn geschreven. Een geleerde zag in de 16de eeuw deze steen nog vrijwel intact.
De tekst in de vertaling van prof. Sible de Blaauw:
“Dit is het graf waar in vrede rust het lichaam van Hebe zaliger gedachtenis uit het volk van de Friezen (…) die ongeveer een jaar en vier maanden in Porto leefde. Hij werd begraven in de tijd van Heer [paus] Johannes in het tweede jaar [van diens pontificaat] op 19 juli van de tweede indictie [dat wil zeggen in het jaar 899]. Ik vraag u die dit leest: bidt voortdurend voor mij in goddelijke zaken. En wie mijn graf schendt, zal geëxcommuniceerd worden (…).”
Wijwatervat
Het eerste object dat gelovigen bij binnenkomst van een kerk opmerken en gebruiken, is het wijwatervat. Daarin bevindt zich gewijd water waarover een zegen is uitgesproken. Bij het in- en uitgaan van de kerk maken gelovigen een kruisteken met wijwater. Zij gedenken daarmee hun doopsel en hun verbondenheid met de kerkgemeenschap en bidden op God’s bescherming.
Grafsteen op vloer voor altaar
Vlak voor de trede naar het priesterkoor ligt centraal in de vloer de marmeren grafsteen van Mariano Alessandro Alois Pitorri, doctor in de theologie, geboren in 1810. Als priester-beneficiaat was hij werkzaam in de St. Pieter voor de zielzorg in de parochie van de basiliek. Zijn hoogstaande eigenschappen als persoon en als priester worden geroemd door de treurende familieleden en vrienden, die deze steen na zijn dood in 1853 hebben laten aanbrengen, direct boven zijn laatste rustplaats in de grafkelder.
Latijnse Vulgaatbijbel uit 1752
De Latijnse Vulgaatbijbel uit 1752 is afkomstig van het Nederlands College. Na restauratie heeft hij een plek gevonden voor de lezingenstandaard.